Het was niet de vraag of ze er zouden komen, maar wanneer. Deze week zijn er zijn duidelijke knaagsporen gezien en sommigen hebben al eens een bever zien zwemmen in onze getijdenrivier. Een reden om één van de natuurfreaks van Gouwe IJssel Nieuws op verkenning te sturen en naar sporen te laten zoeken. Na verzamelen van de nodige info en het nodige speurwerk werd de locatie uiteindelijk gevonden. Om verstoring te voorkomen zal deze niet nader bekend worden gemaakt.
In 1826 werd de bever voor het laatst in Nederland gezien. Voornamelijk door de jacht verdween de bever uit ons land. Hij werd bejaagd om zijn pels en het bevergeil. De pels werd verwerkt tot beverbont en het bevergeil, een substantie uit de anaalklieren, werd gebruikt in geneesmiddelen en in parfums. Bevergeil is een naar muskus ruikende stof en de bever gebruikt het om zijn territorium te markeren.
Bevers hebben een platte brede staart. Bij onraad slaan ze hiermee op het water om soortgenoten te waarschuwen. Ze hebben korte poten en alleen de achterpoten hebben zwemvliezen. Een stompe kop met kleine oogjes en oren. Als ze duiken kunnen ze hun neus en oren sluiten. Knagen doen ze met hun sterke oranje snijtanden die altijd doorgroeien. Bevers hebben een kop-romp lengte van ca. 75 tot 90 centimeter en wegen 23 tot 38 kilogram. De staart is 28 tot 38 centimeter lang. Man en vrouw zijn even groot. Bevers leven in kleine familiegroepen en altijd in de buurt van water. Een groep telt zo’n vijf of zes bevers. Een volwassen paartje en hun jongen van de twee laatste worpen. De jongen blijven ongeveer twee jaar bij hun familie, en gaan daarna hun eigen territorium zoeken.
De bever is een dagdier, maar in drukke gebieden is hij hoofdzakelijk ‘s nachts actief. In rustige gebieden kun je hem meestal ‘s ochtends of ‘s avonds zien. Bevers zijn goede zwemmers. Ze kunnen tot vijftien minuten onder water blijven. De bever is een echte vegetarier met een uitgebreid menu. Hij eet, naast scheuten van waterplanten, ook delen van bomen en struiken Hij heeft een voorkeur voor wilgen en populieren. Met zijn vlijmscherpe tanden knaagt hij de schors van de stam. Hij is in staat om flinke bomen door te knagen om zo bij de takken te kunnen komen. De takken gebruikt hij om zijn burcht te bouwen en hij legt er een wintervoorraad van aan.
In 1988 is men in de Biesbosch en de Gelderse poort begonnen met herintroductie. Daarna ook op diverse andere lokaties, verspreid over Nederland. Ook in Limburg en daar groeit de populatie zo goed, dat de provincie vindt dat er nu te veel bevers zijn. Deze zouden een bedreiging vormen voor de dijken en wordt er overwogen dieren te gaan afschieten. Laten we hopen dat het hier niet zover komt. Bevers, geboren in de Biesbosch, trekken sinds 2011 naar geschikte grienden langs de Oude Maas. De laatste jaren worden vraatsporen en burchten gevonden in o.a. Rhoon, Hoogvliet en Spijkenisse en Krimpen. Hoogst waarschijnlijk zijn “onze” bevers, of bever, via het Stormpoldervloedbos in Krimpen a/d IJssel naar deze kant van de rivier gekomen.
Wij zijn benieuwd of de bever(s) zich hier definitief gaan vestigen en zo een verrijking voor de natuur langs de Hollandsche IJssel gaan vormen. Het wachten is nu op de otter!
Tekst en foto’s : Rob Belterman