De Raad van State heeft in het beroep van het bedrijf Wagro tegen de dwangsommen van de provincie Zuid-Holland in het gelijk gesteld voor een groot deel en daarom zijn de dwangsommen van tafel. de Raad deed dit in een gemotiveerde uitspraak. Eerder waren de dwangsommen al voorlopig van de baan na een tussenuitspraak in 2021, nu is het definitief geworden.
De Wagro kreeg de dwangsom omdat de provincie vond dat de WAGRO de wet milieubeheer overtrad door groenafval niet nader te benoemen en het als ‘Groenafval’ vast te leggen in de systemen. Â Het college van Gedeputeerde Staten vermoedt dat Wagro in haar composteringsproces te veel stankgevoelig groenafval, zoals afval afkomstig uit kassen, gebruikt, maar stelt dat niet te kunnen controleren, omdat Wagro bij haar meldingen aan het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) de gebruikelijke benaming “groenafval” hanteert voor alle groenafval.
Wagro heeft onder andere ter zitting toegelicht dat zij als gebruikelijke benaming voor het groenafval binnen het bedrijf de benaming “groenafval” hanteert. De Provincie heeft niet aannemelijk weten te maken dat Wagro andere gebruikelijke benamingen hanteert als het gaat om het registreren van afval dat aan haar wordt aangeboden. Volgens de Raad van State kan de provincie het dus niet aannemelijk maken dat de Wagro de wet milieubeheer overtreed en kan dus geen dwangsom worden opgelegd.
Over het toepassen van de juiste “Eural” codes blijkt dat de Wagro niet altijd kan instaan voor de juiste codes omdat het niet altijd goed wordt doorgegeven. Eerder al werd hiervoor een last onder dwangsom uitgereikt. Nu de last uit 2021 is vernietigd moet het college van Gedeputeerde Staten opnieuw een besluit gaan nemen. Hierbij kan de provincie wel, met de uitspraak in de achterzak, een aangepast besluit met last onder dwangsom opleggen.
