De VVD in Zuidplas heeft schriftelijke vragen gesteld over de winstwaarschuwing die wethouder Zijlstra afgelopen week namens het college van B&W in de programmacommissie Bestuurlijke Middelen heeft gebracht. VVD raadslid Karreman haalt in zijn inleiding de prijsindexcijfers aan die het CBS heeft gepubliceerd en daaruit blijkt de grootste prijsstijging niet van afgelopen tijd, naar tussen de periode 2021 en 2023 heeft plaatsgevonden.
Karreman stelt in de inleiding :”Deze forse sprong vond dus plaats ruim vóór de vaststelling van de begroting 2025 in november 2024. Tijdens de commissievergadering gaf het college aan dat het pas zeer recent voor de vergadering zélf kennis heeft genomen van de forse prijsstijgingen“.

Opvallend in dit verhaal is dat wethouder Zijlstra in juni 2023 al in een persgesprek liet weten dat projecten al uitgesteld werden door stijging van de kosten. Toen zei Zijlstra dat de enorme kostenstijging van materiaal en arbeid een bedreiging is voor het op tijd kunnen uitvoeren van projecten. Het lijkt erop alsof er toen alleen gekeken is naar de nieuwe projecten en niet naar de lopende beheerplannen.
De partij VVD de onderstaande schriftelijke vragen gesteld
- Waarom zijn de prijsontwikkelingen tussen 2021 en 2023 niet als trend herkend en meegenomen in de begroting 2025 of de beheerplannen die daaraan ten grondslag liggen?
- Erkent het college dat de CBS-indexcijfers vanaf 2021 structureel hoge kostenstijgingen laten zien? Zo ja, waarom wordt dit dan nu pas bekend?
- Op basis waarvan werd bij het opstellen van de begroting en beheerplannen aangenomen dat eerdere prijsstijgingen zouden normaliseren of geen grote impact zouden hebben?
- Kan het college uitsluiten dat zich op andere onderdelen van de gemeentelijke begroting vergelijkbare tegenvallers ontwikkelen?
- Is het college bereid om in de Zomernota een risicoanalyse op te nemen van alle grote beheerplannen, waarin specifiek wordt gekeken naar achterstallig onderhoud én prijsonzekerheid?
Het college heeft afgelopen woensdag aangegeven dat de oorzaak van veel vervangingsinvesteringen voortkomt uit nieuwbouwlocaties jaren 60/70 die nu tegen het einde van de levensduur zijn.
In het beheerplan IBOR 2022-2025 staat een vergelijkbare passage:
“Wat hierbij opvalt is dat de vervangingsopgave gecombineerd met Groot Onderhoud voor 2022 en 2023 fors is. Dit heeft te maken met een behoorlijk aantal (met name) bruggen die zijn aangelegd vanuit nieuwbouwlocaties en gefinancierd uit de grondexploitatie, die nu einde levensduur zijn. De levensduur van een aantal kan met groot onderhoud verlengd worden, maar het gros hiervan dient op korte termijn vervangen te worden.” - Hoe is de vervangingsopgave verlopen in de afgelopen jaren? Is deze grote opgave uitgevoerd conform planning en begroting?
En tot slot nog een tweetal vragen over de systematiek van begroten. We werken met de systematiek van constante prijzen. Alle baten en lasten worden alleen geïndexeerd voor het nieuwe begrotingsjaar (t+1) en niet voor de jaren daarna.
- Klopt het dat de begroting in de bovengenoemde systematiek met de CPI wordt geïndexeerd voor het nieuwe begrotingsjaar?
- Indien dat het geval is dan is het gat in de kosten CPI-index minus GWW-index. De kosten van grond- weg en waterbouw is sinds 2020 met 36,4% gestegen, de CPI in diezelfde periode met 23%. Hoe kan het dat de winstwaarschuwing zo fors wordt ingezet (de door het college genoemde 40%)? Het gaat dan toch om “slechts” +/- 13%?
De lokale VVD onderstreept het belang van een tijdige en volledige informatievoorziening aan de gemeenteraad, met name wanneer het gaat om potentiële financiële risico’s. Wij hebben er vertrouwen in dat het college hierin transparant blijft, zodat de raad in staat is haar controlerende rol op een zorgvuldige manier te vervullen.