8.5 C
New York
maandag 25 november 2024

Jong en oud herdenken op 4 mei in Zuidplas dorpen

In de vier dorpen van Zuidplas is op 4 mei zowel door jong en oud actief deelgenomen aan de jaarlijkse dodenherdenking. Elk dorp kent zijn eigen herdenking maar het thema was dit jaar vooral weer het steeds terugkerende antisemitisme in de dorpen, in het land en op andere continenten. Daarom werden de toespraken van de burgemeester en wethouders gestart met het deel van het gedicht ‘Fuga van de dood’ van Paul Celan.

De toespraken gingen over het leven van Paul Celan, over de manier waarop we de holocaust niet mogen vergeten en ook over Yad Vashem dat ook de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ toekent aan niet joden. Afgelopen jaar werd het domineesechtpaar Kalkman uit Moordrecht postuum onderscheiden met de Righteous among the Nations medall.

In Moordrecht werd er ook een toespraak gehouden door kinderburgemeester Quinty Kalmeijer en in Nieuwerkerk aan den IJssel werd er door jongeren samen met Fiet Rodenburg-Peer bloemen neergelegd door Welzijn Zuidplas. Fiet haar kleindochter vertelde haar verhaal over hoe ze de hongerwinter heeft overleefd. Dit verhaal heeft Fiet eerder aan jongeren verteld in een lezing van Brains, waarmee jongeren leerden over de hongerwinter.

In de diverse dorpen werden ook kransen gelegd namens organisaties, kerken, scouting en de politie. Buiten wat puberaal geplaag werden de bijeenkomsten afgesloten op een rustige manier waarbij iedereen haar of zijn respect heeft kunnen tonen. Onderaan de foto’s staat de toespraak van burgemeester en wethouders en het in Nieuwerkerk voorgedragen gedicht.

Foto’s Moordrecht








Foto’s Nieuwerkerk aan den IJssel










Basistoespraak Dodenherdenking Zuidplas 2018

 

“Zwarte melk van de vroegte.

We drinken haar ’s middags,

we drinken haar ’s nachts,

we drinken en drinken.

 

We graven een graf in de lucht,

daar ligt men niet krap.

Er woont een man in dit huis,

hij speelt met de slangen, hij schrijft.

Hij schrijft als het schemert naar Duitsland.

 

Hij schrijft het en komt uit z’n huis,

hij fluit zijn honden naar buiten.

Hij fluit zijn joden naar voren,

beveelt ze een graf in de aarde te graven.

Hij beveelt ons ‘speel’, dat de dans kan beginnen.”

 

Geachte aanwezigen,

U luisterde naar een passage uit het gedicht ‘Fuga van de dood’ van Paul Celan. Deze dichter werd geboren in Roemenië, als enig kind van Duitstalige joodse ouders. Ouders die in de oorlogsjaren door de nazi’s werden vermoord, terwijl hijzelf in een werkkamp maar net aan de dood ontsnapte. Celans gedicht is in het klein een nagedachtenis aan zijn moeder, maar in het groot een hartenkreet, aanklacht en bezwering van het lot van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In de jaren ’50 van de vorige eeuw introduceerden historici voor de Duitse massamoord op de joden voor het eerst de term ‘Holocaust’. Dit van oorsprong Griekse woord betekent in het Nederlands ‘brandoffer’.

Nog altijd heeft het woord ‘holocaust’ met een kleine letter de betekenis van ‘brandoffer’, waarvan ook het meervoud ‘holocausten’ bestaat. ‘Holocaust’ met een hóófdletter is taalkundig beperkt tot enkelvoud. Niet alleen omdat het één specifieke gebeurtenis in de geschiedenis betreft, maar ook omdat het symbool staat voor leed dat uniek is in zijn soort.

Paul Celan was zich als dichter én overlevende bij uitstek bewust van het unieke karakter van de Holocaust. Samen met andere kunstenaars werd hij geconfronteerd met het onvoorstelbare en niet-bevatbare van het onderwerp. Voor velen was de Holocaust iets zó onmenselijks, dat het niet volwaardig kon worden weergegeven in beelden en teksten.

In zijn ‘Fuga van de dood’ hanteert Celan een dichtstijl vol beeldspraak, herhaling en geologische elementen. Kenners typeren zijn stijl, met spaarzaam gebruik van woorden, als ‘schrijven op de rand van zwijgen’. Een stijl die als kunstvorm misschien wel het meest recht doet aan het onuitspreekbare van de Holocaust.

Ter herinnering aan de Holocaust werd in Jeruzalem op 19 augustus 1953 het herdenkings- en onderzoekscentrum Yad Vashem opgericht. Yad Vashem – letterlijk vertaald: ‘gedenkteken en naam’ – is het officiële monument van Israël ter nagedachtenis van de joodse slachtoffers van de Duitse gruweldaden. In 2018 bestaat het monument 65 jaar.

In de archieven van Yad Vashem is de geschiedenis van de Holocaust opgeslagen. Tienduizenden persoonlijke getuigenissen zijn op video gezet, of op schrift gesteld. Enorme hoeveelheden fotomateriaal en duizenden filmtitels in vele talen worden er zorgvuldig bewaard.

Verder herbergt het archief miljoenen pagina’s aan documenten, van nazi’s, individuele joden en joodse instellingen. En talloze bezittingen en processen van gedeporteerden en overlevenden.

Yad Vashem kent ook de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ toe aan niet-joden die hun leven riskeerden om joden te redden. Onder hen ook Nederlandse ontvangers als Miep Gies, die de familie Frank hielp in het Achterhuis; Frits Philips, die net als Oskar Schindler zijn joodse werknemers beschermde; en Geertruida Wijsmuller – alias Tante Truus – die de levens redde van meer dan 10.000 joodse kinderen.

Dat brengt mij naar het heden. In maart verscheen het Antisemitisme Rapport 2017, waarin het CIDI de conclusie trekt dat de situatie in Nederland zienderogen escaleert. Het aantal incidenten met antisemitisch vandalisme dat in ons land werd geregistreerd, steeg met 40 procent tot een tienjarig record. Naast het vandalisme zijn vooral zorgen over de groeiende rol van internet en sociale media. Holocaustontkenning en antisemitische complottheorieën vinden steeds vaker podium op deze platforms, wat leidt tot een toename van verbale en fysieke aanvallen in de ‘echte wereld’.

Ook over onze landsgrenzen heen zien we een groei van antisemitische incidenten. Op 18 april zagen we in Berlijn nog hoe de 21-jarige student Adam Armush met een riem werd geslagen door een man die hem uitschold voor jood. Maar naast Duitsland krijgt ook in landen als België, Frankrijk en Zweden het antisemitisme meer voet aan de grond. Het leidt ertoe dat de emigratie van West-Europese joden naar Israël in de afgelopen jaren duidelijk is toegenomen.

Paul Celan begint zijn ‘Fuga van de dood’ met de zwarte melk van de vroegte. Een verwijzing naar de zwarte rook die niet aflatend uit de schoorstenen van de concentratiekampen opsteeg. Later in het gedicht vinden we een zin die is uitgegroeid tot een van de beroemdste zinnen uit de Duitse dichthistorie: ‘De dood is een meester uit Duitsland’. Celan doelt daarmee op de industriële precisie van de nazi’s, die hun zogeheten eindoplossing planmatig tot uitvoering brachten.

Op 20 april 1970 – uitgerekend de geboortedag van Adolf Hitler – sprong Paul Celan op 49-jarige leeftijd zijn dood tegemoet in de Franse rivier de Seine. Moe van de hevige depressies en spanningen die werden veroorzaakt door zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar ook moe van de gevoelens van schuld en wanhoop, omdat hij overlevende was van de grootste volkerenmoord uit de menselijke geschiedenis.

Anno 2018 is de dood geen meester uit Duitsland. De meesters van nu vinden we vooral op het Afrikaanse en Aziatische continent. Maar de meesters van de vrijheid? Die zijn vandaag de dag net zo schaars als op 10 mei 1940, de dag dat de Tweede Wereldoorlog voor Nederland begon.

Ik dank u voor uw aandacht.


Voorgedragen gedicht in Nieuwerkerk aan den IJssel

Laten we denken…

Zullen we samen nadenken?
Terugdenken aan de dingen uit een andere tijd
Zolang we nog herdenken,
raakt dit nog niet kwijt.

Zullen we samen herinneren?
Bedenken hoe het verleden onze toekomst bepaalt.
Het altijd blijven proberen,
ook als we zijn verdwaald.

Zullen we samen niet vergeten?
Niet meer wegdenken wat er is gebeurd.
Maar leren beseffen te weten,
tot ons verleden verkleurt.

Laten wij samen denken, leven in de stilte.
Laten we naar elkaar luisteren, leven met onze tranen.
Laten we samen hopen, dat wij hier altijd stil bij blijven staan.

Marijn Sterre Huijers, 16 jaar

 

Advertentie